Iedere vogelsoort heeft zijn eigen genetische aanleg en zijn interne ritmes die broeden, rui en trek bepalen. Lokaal zijn daarnaast voedselaanbod en klimaat factoren die van invloed zijn. De duinen langs de Hollandse kust zijn in de nazomer en herfst vanwege hun voedselrijkdom (insecten en bessen) belangrijke plaatsen voor het doormaken van de rui en het aanleggen van vetvoorraden voor de trek naar de winterkwartieren. Het voorkomen van veel zangvogels is in zomer en herfst moeilijk te bepalen omdat veel soorten niet meer zingen en tijdens de rui een verborgen leven leiden. Vangsten op vogelringstations geven in deze tijd het beste inzicht in het voorkomen van deze soorten. In dit artikel wordt voor Grasmus, Braamsluiper, Tuinfluiter, Zwartkop en Sperwergrasmus aan de hand van vangsten op vogelringstation de Amsterdamse Waterleidingduinen een kort overzicht gegeven van het voorkomen in zomer en herfst.