Na een kleine voorafgaande week van vorst was het gisteren ook gaan sneewen, waardoor weinig vogels op het land verbleven. Tot de weinige behoorden o.a. een drietal Blauwe reigers, negen Bonte kraaien en vier ijverig foeragerende Pimpelmezen die de rietstengels afzochten. De vijftien Nijlganzen zochten bescherming bij het nog aanwezige riet tegen de noordooster, maar dit werd hun niet langer gegund toen de schaatsen werden ondergebonden. Op een veertig tal Waterhoenen en Meerkoeten na bevonden de andere watervogels zich all in het ijsvrije en open Noorder Buiten Spaarne. Daar de aanwezigheid zich concentreerde tussen Schoteroog en de toegang tot de Mooie Nel was de eerste indruk bij aankomst: ”Het ziet hier zwart van de Meerkoeten”.