In het najaar van 1994 werden in Nederland ‘grote’ aantallen Grote Piepers gezien. Overal werden exemplaren gemeld en op trektelposten stonden de waarnemers te smullen van voorbijtrekkende vogels. Worden er normaal, zij het jaarlijks wisselend, enkele tot hooguit een tiental exemplaren gezien, in 1994 werden in Zuid-Kennemerland maar liefst 56 meldingen geregistreerd van minimaal 40 verschillende Grote Piepers. De eerste vogel werd gezien op 23 september, de grootste aantallen kwamen door in de eerste decade van oktober, waarna nog een enkele Grote Pieper werd gezien tot 4 november. Alle waarnemingen hadden betrekking op de kuststrook; de meeste exemplaren werden gezien bij het Kennemermeer bij de Zuidpier, IJmuiden, de trektelpost Parnassia en de vinkenbaan in de Kennemerduinen. De reden van deze influx is vooralsnog onduidelijk. Zeer waarschijnlijk is het weer van grote invloed geweest tijdens de wegtrekperiode uit de broedgebieden en onderweg naar de overwinteringsgebieden, en kwamen zodoende meer Grote Piepers dan normaal onze richting uit. Op de vinkenbanen in Zuid-Kennemerland werden 14 Grote Piepers gevangen en geringd. Uit de biometrische gegevens die verzameld zijn kunnen we voorzichtig concluderen dat met name eerste kalenderjaar Grote Piepers in het najaar onze kant opkomen en dat zich dan vooral mannetjes in het westelijk deel van Europa laten zien.