Op uitnodiging van de redactie neem ik U mee terug in de tijd, en wel naar ongeveer veertig jaren geleden. In deze periode zag De Fitis voor de eerste maal het levenslicht. Omdat de jeugdigheid van de huidige redactieleden hen weerhoudt van het schrijven van een terugblik op het vogelleven in die tijd, is aan mij deze eer gegund. Vanwaar mijn welbehagen in de vogels? Welnu, ik herinner me levendig hoe ik als jongeman gefascineerd raakte door Neerlands vogelleven. Het waren niet zozeer de beroemde Verkade-albums, waarmee dr. Jac. P. Thijsse poogde de vogelminnaars onder ons te enthousiasmeren. Noch waren het de nauwkeurige observaties van Nol Binsbergen, waardoor ik mij ben gaan interesseren voor de vogels om ons heen – ofschoon ik niet kan ontkennen dat de foto’s van Butoor, de broedende Wouwaap die met twee bliksemsnelle uitvallen Binsbergens zakdoek ontnam, of van Lahol, de Morinelplevier die zich op het groene strand van De Beer nagenoeg liet strelen, immer tot mijn verbeelding hebben gesproken. Nee, de fascinatie had zijn oorsprong in een geheel andere hoek. Het was in de jaren waarin de ruimtevaart serieuze vormen begon aan te nemen, dat ik mijn blik dikwijls tot de hemel richtte.