Algemeen Ondanks het lage aantal teluren is een respectabele hoeveelheid soorten en exemplaren geteld. In totaal zijn 111 soorten, goed voor 188864 exemplaren waargenomen. Na 172 teluren in 1988, werden toen 123 soorten en 117389 exemplaren genoteerd. Het relatief hoge aantal exemplaren in 1989 is vooral te danken aan goede trek van de Spreeuw, welke ruim 60% van alle getelde exemplaren voor zijn rekening nam. Opvallend talrijk waren verder Kolgans, Holenduif, Veldleeuwerik, Boomleeuwerik, Duinpieper, Grote Gele Kwikstaart, Goudhaan, Zwarte Mees, Pimpelmees en Kneu. Soorten die qua aantallen tegenvielen waren Buizerd, Watersnip, Wulp, Kleine Mantelmeeuw, Boompieper, Gele en Witte Kwikstaart, de lijsters en Kauw. Van sommige soorten zijn hoge aantallen waargenomen omdat juist op topdagen geteld terwijl van andere soorten weinig trek is vastgesteld, omdat de beste dagen net gemist zijn. Deze effecten treden op gezien het toch wel lage aantal teluren. Toch is het zonder meer evident dat er in 1989 meer trek was dan normaal van Holenduif, Grote Gele Kwikstaart, Goudhaan, Zwarte Mees en Pimpelmees. Bij de eerste twee soorten ligt de verklaring waarschijnlijk in succesvolle broedseizoenen van de afgelopen jaren. Voor de laatste drie soorten kan gesproken worden van een onvervalste invasie. Van de invasie van de Zwarte Mees zal binnenkort een artikel in dit orgaan verschijnen. Augustus Op de eerste teldag, de zesde, wordt reeds een Grote Gele Kwikstaart waargenomen; een voorbode van hetgeen zou komen. Verder op die dag al leuke soorten als Bruine Kiekendief (3 exx.), Boomvalk (3 exx.) en Oeverzwaluw (8 exx.). In de periode 16-23 augustus wordt onder invloed van mooi zomerweer goede trek waargenomen, met flink wat Aalscholvers, Kokmeeuwen, Kleine Mantelmeeuwen, honderden Gele Kwikstaarten, tientallen Heggemussen en als ’krent in de pap’ de Ortolaan, die op 16, 19, 20 en 22 augustus wordt waargenomen. Vermeldenswaard is de vroege Blauwe Kiekendief op 20 augustus, terwijl ook reeds drie Sperwers (onze eigen broedvogels?) worden gezien. In deze periode trekken ook verschillende steltlopers langs, zij het in kleine aantallen. September In de eerste helft van deze maand is niet veel geteld. De soorten die in augustus al volop doortrokken, zetten dat nog even door. Zo worden nog aardig wat Aalscholvers genoteerd, worden de meeste Blauwe Reigers waargenomen en verschijnen er nu en dan Bruine Kiekendieven boven de telpost. Ook de steltlopers zijn nog niet verdwenen, maar blijven weinig algemeen. Op 5 september vindt goede zwaluwentrek plaats (Boeren- en Huiszwaluw), maar de meeste zullen gemist zijn omdat deze telling te vroeg is beëindigd (later op de dag zijn vele honderden zwaluwen doorgetrokken). De piepers komen ook in beweging; Boompiepers worden regelmatig in lage aantallen waargenomen, de Graspiepers beginnen aarzelend en de eerste Oeverpieper laat zijn fraaie roepje horen. Gele Kwikstaarten rommelen nog lekker door en de echte doortrekperiode van de Grote Gele Kwikstaart begint (2 exx. op 7 september). Evenals vorig jaar bereikt de Heggemus een vroege piek met 110 exemplaren op 7 september. Op deze dag worden tevens de eerste wintervogels als Kramsvogel en IJsgors gezien. 12 September wordt goede trek vastgesteld van o.a. Grote Gele Kwikstaart (7), Gele Kwikstaart en worden de eerste twee Duinpiepers waargenomen. De tweede helft van september is doorgaans de tijd, dat de na- jaarstrek losbarst. In 1989 is dat ook het geval, niet in de laatste plaats door gunstige weersomstandigheden. Nog steeds worden veel Aalscholvers gemeld. Goede dagen in deze periode zijn 18, 20, 21 en 22 september. Op 18 september o.a. een Visarend, twee Duinpiepers, een record aantal van 12 Grote Gele Kwikstaarten, die het na de strenge winters steeds beter doen, en de eerste Sijs. Van 20 t/m 22 september met prachtig weer: 15 Lepelaars, 7 Bruine Kiekendieven, meer dan 1000 Kieviten, de top van de Boerenzwaluw, maar liefst 7 Duinpiepers (4 op 20 september!), bijna 5000 Graspiepers, een schitterende Grote Pieper op 22 september, 14 Grote Gele Kwikstaarten, de eerste Zwarte Mezen, 10000 Spreeuwen en een vroege piek van de IJsgors (25 exemplaren, waarvan 16 op 22 september). Een Havik op 25 september, de enige Kleine Plevier op de 24e en nog een Duinpieper op 24 en 27 september vormen samen met de eerste ’oktobertrekkers’ de afsluiting van een mooie telmaand. Oktober In de maand waarin de najaarstrek zijn hoogtepunt bereikt, is om uiteenlopende redenen zeer weinig geteld. Toch waren de schaarse teldagen zeer goed en hadden de tellers handenvol werk. Op 4 en 5 oktober bij perfect telweer ’beukende’ trek met 203 Holenduiven, 3100 Graspiepers, 23 Oeverpiepers, 4 Grote Gele Kwikstaarten en op 5 oktober de eerste topdag van de Zwarte Mees met 620 exemplaren. Bovendien 20000 Spreeuwen, 12400 Vinken, 331 Ringmussen, 2204 Kneuen (4 oktober een absolute topdag met ruim 1900 exemplaren; gelukkig was de Kneuen-liefhebber aanwezig om ze stuk voor stuk te tellen) en 214 Rietgorzen. Daarna lag de trek en het telwerk enige tijd stil vanwege slecht weer. Dit houdt meestal een opeenhoping van vogels in die wachten totdat ze eindelijk weg kunnen trekken. Op 15 oktober wordt de enige Europese Kanarie van het jaar waargenomen. Op 18 oktober is het dan zover: allen lijken hetzelfde ogenblik gekozen te hebben om weg te trekken. De twee aanwezige tellers konden het absoluut niet aan en zullen helaas veel gemist hebben. Wat ze wel konden opschrijven was o.a. 156 Holenduiven, een Klapekster, die enige tijd op luttele afstand van de tellers in een struikje verbleef en daarmee op sluwe wijze hun aandacht nog eens afleidde van de enorme stroom vogels. Vele Veldleeuweriken (2843), Graspiepers (2800), 4 Grote Gele Kwikstaarten, 794 Zwarte Mezen, (de kroon op de omvangrijke invasie), 758 Pimpelmezen, 1242 Kauwen, 20000 Spreeuwen, 409 Ringmussen (absoluut record voor de telpost) 6700 Vinken, 5 Geelgorzen en 181 Rietgorzen kunnen als indicatoren voor deze overweldigende trekdag genoemd worden. Op de laatste telling van oktober (de 28e) wederom zeer hoge aantallen van o.a. Blauwe Kiekendief (4), Kokmeeuw (1765), Veldleeuwerik (1500), de laatste twee Grote Gele Kwikstaarten, 148 Roeken, 15000 Spreeuwen, 3000 Vinken en 177 Rietgorzen. November Ofschoon de hoofdmoot inmiddels is doorgekomen, is vooral de eerste helft van november een periode waarin nog leuke trek valt waar te nemen. Op 1 november wordt een late Boomvalk gezien. De dag erna trekken er nog behoorlijk wat Veldleeuweriken (511) en Spreeuwen (17822). De tweede week van november levert veel leuke dingen op. Het is de tijd voor soorten als Waterpieper, Boomleeuwerik, welke prachtsoort het gelukkig weer eens goed doet met 8 exemplaren op 7 november, en Geelgors. De laatste onder de wintergasten, de zwanen en ganzen, worden regelmatig waargenomen, maar de laatste zomergasten (drie Boerenzwaluwen) vertonen zich ook nog een keer. Een tweede golfje Roeken, de eerste groepjes Fraters en Sneeuwgorzen en nog steeds veel Rietgorzen bepalen verder het beeld. De laatste helft van de maand wordt weliswaar gekenmerkt door koude tenen, eenzaamheid, te snel lege thermosflessen en weinig trek, maar door de groepjes Kleine Riet- en Kolganzen, roofvogels als Blauwe Kiekendief, Sperwer, Smelleken en een late Bruine Kiekendief, de laatste duizenden Spreeuwen, Fraters en Sneeuwgorzen wordt het telseizoen toch in stijl uitgeluid.