Op 31 oktober 1996 vindt in de Stadskweektuin van Haarlem op initiatief van de Stichting Zuid-Kennemerland Natuurlijk (SZKN) een bijeenkomst plaats om te spreken over onze visie op de inrichting en het beheer van de Houtrakkerbeemden, waar afgelopen voorjaar en zomer naast het vele moois dat er is gebeurd ook zo veel mis ging (zie Fitis (32)2). Deelnemers aan de bijeenkomst zijn inventarisanten en mensen die het gebied regelmatig bezocht hebben. Gesproken wordt over het ”Plan Houtrakpolder” dat Grontmij voor het natuurontwikkelingsproject geschreven heeft en over de ideeën die aanwezigen naar voren brengen. Zoals te verwachten viel lopen de ideeën over de inrichting en het beheer van de Houtrakkerbeemden nogal uiteen. De een ziet er een mooi moerasgebied in dat fungeert als verbindingszone tussen de natte gebieden in Noord- en Zuid-Holland; de ander wil graag de broedende Kluten, plevieren en Visdieven in de Houtrakkerbeemden behouden zien. Iedereen kan zich echter wel vinden in de gedachte dat het gebied eigenlijk te klein is en dat het geïntegreerd moet worden met andere delen van de Houtrakpolder. Frans de Boer komt met een heel mooi en aansprekend plan. In het kort komt het hier op neer: Daar Staatsbosbeheer (SBB), vanaf december 1996 de eigenaar en beheerder van het natuurontwikkelingsgebied, door gebrek aan geld en mensen het gebied beslist niet kan beheren en dit ook opgaat voor het Recreatieschap Spaarnwoude, moet de oplossing gezocht worden in zelfbeheer (zie ook Fitis (32)4). Er zou gedacht kunnen worden aan een stichting (analoog aan de Stichting De Bovenlanden te Aalsmeer) waaraan SBB het gebied zou moeten verpachten. Omdat er allerlei haken en ogen aan het idee zitten wordt besloten dat de zaak door drie personen, te weten Frans de Boer, Dirk Tanger en ondergetekende, zal worden verkend en voorbereid. Zij zullen een nieuwe bijeenkomst beleggen wanneer de tijd daarvoor rijp is.