Eind 1995 kwam van ”Het Knobbelzwanenplatform” een verzoek bij de Vogelwerkgroep binnen om het aantal Knobbelzwanen binnen ons werkgebied te tellen. De telling, die landelijk gehouden zou worden, zou in mei 1996 plaats moeten vinden. Al pratende over de organisatie van deze telling binnen de veldwerkcommissie bleek dat dit ook een goed moment zou zijn om Nijlganzen te inventariseren. Kort geleden waren de gegevens over het voorkomen van de Nijlgans in ons werkgebied uitgewerkt (Cottaar & de Nobel, 1995), en daardoor was er een goed overzicht ontstaan over de ontwikkeling van de populatie in Zuid-Kennemerland en de Haarlemmermeer sinds de vestiging. Bovendien was in september 1995 een nazomertelling georganiseerd (De Nobel & Cottaar, 1996) om tijdens de periode van het gezamelijk ruien, na het broedseizoen, de maximale populatieomvang te bepalen. De telling die nu in mei gehouden werd, zou een goed overzicht kunnen geven hoe het broedvogelbestand zich had ontwikkeld na de ’strenge’ winter van 1995-’96.