Eind veertiger jaren kreeg ik op lagere school een, door uitgever Boucher in Den Haag gemaakt, uittreksel uit Nozeman & Sepp’s “Nederlandsche Vogelen”. De keurig verzorgde uitgave bevatte 17 reproducties in kleur van platen uit die uitgave, bestemd voor het grote publiek. Daarmee begon mijn interesse voor vogels. Schierbeek vertelde in de inleiding over de van oorsprong Duitse uitgeversfamilie Sepp en over Cornelius Nozeman en Martinus Houttuyn. Hoewel ik het boekje niet meer bezit kan ik me de afbeelding op de voorkant – van een Slobeend in een rare houding – meteen voor de geest halen. Pas later kreeg ik de derde druk van “Zien is kennen”, de voorloper van de latere veldgidsen. En nu beschikken we, beginnend of vergevorderd vogelaar, over de mooiste en uitgebreidste vogelgidsen, die er zijn uitgebracht. Dat was ooit heel anders. Toen de “vogelsport” nog het onbetwiste terrein was van de heel rijken, van gourmands, jagers en verzamelaars. De herinnering bracht me ertoe om wat meer informatie te vergaren over het genoemde trio, ter kennismaking met Neerlands eerste avifauna. De ”Nederlandsche Vogelen” telt 5 delen, met elk 50, met de hand gekleurde, kopergravures, en bijbehorende tekst. Op de in totaal 250 platen zijn er circa 192 soorten van wilde vogels, maar ook zeven van leucistische kleurafwijkingen en twaalf soorten pluimvee, waaronder zes duivenrassen, afgebeeld. De eerste Avifauna van Nederland is verre van compleet en de volgorde van soorten is totaal willekeurig! De afgebeelde vogels zijn vaak op natuurlijke grootte weergegeven. De beknopte tekst beslaat twee tot vier pagina’s per soort. Die bestaat uit een soort systematische inleiding, gevolgd door een nauwkeurige kleedbeschrijving van vrouw, man of juveniel, afgerond met een aantal zeer uiteenlopende aantekeningen over voorkomen, leefwijze, vangstmogelijkheid, smakelijkheid als wildbraad etcetera.