Door de voorruit van de auto staar ik naar een tapuit Oenanthe. ”Niks bijzonders” zul je denken. Of toch? Het is stil in de auto. Maar ik voel me onrustig. Waar ben ik in beland? Seconden geleden heeft Dirk de wagen tot stilstand gebracht en opgewonden uitgeroepen: ”Die is bleek!” En sindsdien is het akelig stil in de auto. We kijken beiden ingespannen naar de vogel. Verder niets. Normaal gesproken duurt het dan niet lang, voordat de fantasie verdwijnt en er verstandige woorden klinken. Dit keer niet. We zwijgen! Ik vermoed dat we allebei aan hetzelfde denken. Echter, gezonde angst voor een vergissing voorkomt dat we die gedachte uitspreken. In plaats daarvan ontspint zich een vraaggesprek met als doel beargumenteerd de waarheid boven tafel te krijgen. ”Hij is ook wat fors, hè?!” ”Zie je die lichte vleugeldekveren?” En meer van die strekking. Ondertussen wind ik me op over de vuile voorruit en het feit dat de vogel zich steeds verder van ons af beweegt. ”Zo begin je toch niets”, mopper ik in stilte. Ik overweeg om de vogel los te laten, maar bedenk tijdig dat die optie mijn nachtrust niet ten goede zal komen. Het beestje mag dan niet zo exotisch lijken, maar ik heb te veel gezien om alles zomaar te vergeten. Daarvoor is het te laat! Het wordt tijd om het hoge woord eruit te gooien. Dirk is me vóór: ”Het is er eentje, hè?!” Ik weet wat hij bedoelt. Op de parkeerplaats van het Kennemerstrand te IJmuiden wandelt een Izabeltapuit O. isabellina, en wij gapen het beestje al meer dan een minuut aan!