Als vogeltrek kan kriebelen, dan toch nooit zo erg als in september en oktober. Gedragsbiologen spreken wel van Zugunruhe, een onrustige toestand die optreedt bij vogels voor aanvang en tijdens hun trek naar het zomer- en winterkwartier. Sluit je een trekvogel in een dergelijke gesteldheid op in een kooi, dan zal hij zich dwangmatig tegen de tralies werpen, precies in de richting die de evolutie ze heeft meegegeven: zuid moet het gaan, zuid en nergens anders heen. Ik geloof dat ik er zelf ook last van heb, Zugunruhe. Al trek ik in de herfst liever west naar de duinen richting zee. En op een doordeweekse dag op het werk sta ik rond koffietijd met mijn neus gedrukt tegen het raam met het beste uitzicht. Gewoon uit nieuwsgierigheid om te zien of er nog wat leuks voorbij vliegt. Stiekem voel je je dan nog het meest op je gemak bij een grote blauwe leegte of hondenweer waarin geen veer zich voortbeweegt. Want zie je zelfs vogeltrek op je werk, op meerdere kilometers van de kust, dan weet je dat het goed mis is. Dan mis je een van de indrukwekkendste verschijnselen uit de Nederlandse natuur, Goede Trek. Met Goede Trek moet je op een duintop zitten, of op de vinkenbaan als je toevallig ringer bent, zoals ik. Niets is zo spannend wanneer zo ergens eind september – van de ene op de andere dag – het buitenduin in de vroege schemering blijkt te miegelen van de Roodborsten, Heggenmussen en Zwartkoppen. Dat moet betekenen dat de voorgaande nacht een grote trekgolf uit het Noorden is aangekomen, en meestal duurt het dan maar een half uurtje tot zonsopkomst of ook de Graspiepers komen los, de netten van de ringers hangen vol, en de vogeltrek laat zich in zijn massale omvang zien. Behalve imponerend grote aantallen is er op dagen van Goede Trek ook altijd verhoogde kans op een leuke waarneming, een overtrekkende leuke Pieper, een zeldzame Gors of Boszanger bij de netten. Zaak dus om goed op te blijven letten.