Binnen de gemeentegrenzen van Haarlem broeden Kleine Mantelmeeuwen en Zilvermeeuwen respectievelijk sinds 1993 en 1990 op daken van woonhuizen en bedrijven. Een overzicht over de vestigingsperiode 1987- 1994 wordt gegeven door Cottaar & Verbeek (1995). Hoe de situatie zich na 1994 heeft ontwikkeld is onbekend. Wel werden na 1994 jaarlijks paren met jongen aangetroffen op de bekende plekken uit de periode 1990-1994. Er wordt dus nog steeds in Haarlem gebroed, alleen de aantalsontwikkeling is onbekend. Zonder dit te kunnen staven met onderzoeksresultaten lijken de aantallen broedparen met jongen toe te nemen. Het grondbroeden van meeuwen binnen de gemeentegrenzen van Haarlem is zeldzaam. Tot nu toe is er één waarneming van een broedende Zilvermeeuw op een eilandje in de Schotersingel (Verbeek, 1995). In 1994 bevond de grootste kolonie dakbroeders zich in de Waarderpolder. Hier bevonden zich enkele tientallen paren Kleine Mantelmeeuwen en Zilvermeeuwen op enkele hoge daken van fabrieksgebouwen aan de Waarderweg. Tijdens het broedseizoen van 1999 was men bezig één van deze fabrieksgebouwen te slopen. Op dat moment liepen enkele tientallen halfwas kuikens op het betreffende dak. Nadat door ondergetekenden de milieudienst van de politie was ingeschakeld, werd de sloop van het betreffende gebouw uitgesteld tot na het broedseizoen. Hierna werd het pand alsnog gesloopt en werd het terrein gesaneerd, waardoor een zandvlakte ontstond. Op deze zandvlakte bleven enkele bergen puin over en al snel raakte de vlakte deels begroeid met diverse soorten kruiden. Kleine Mantelmeeuwen en Zilvermeeuwen, die vermoedelijk op het dak hadden gebroed, zochten in 2000 naar alternatieve broedgelegenheden. Deze werd gevonden in de vorm van de ontstane zandvlakte. Op 29 mei 2000 werd het terrein, met toestemming van de projectontwikkelaar, gecontroleerd op de aanwezigheid van broedende meeuwen. Er werden 11 nesten gevonden: vier van Kleine Mantelmeeuwen en zeven van Zilvermeeuwen. In negen nesten werden eieren aangetroffen. Één nest van een Zilvermeeuw lag op één van de hopen puin, op een hoogte van ongeveer twee meter. De overige nesten lagen verspreid over de zandvlakte, soms tussen wat lage kruidenvegetatie. Bij controle later in het broedseizoen werden geen eieren en/of kuikens teruggevonden, waaruit geconcludeerd kan worden dat alle broedgevallen zijn mislukt.