Op 17 september 1983 fietste ik ’s ochtends over de Zuidpier naar het torentje om daar de trek over zee te gaan tellen. Naast soorten als Noordse Pijlstormvogel. Noordse Stormvogel en Jan van Gent zag ik vier Grote Jagers. De vogels bevonden zich ter plaatse, d.w.z. dat ze op het eerste gezicht enigszins doelloos tussen enige tientallen Zilvermeeuwen rondvlogen. Tenminste één van de vier exemplaren was in juveniel kleed. Zijn verenkleed was een stuk donkerder dan van de adulte vogels en meer effen (dus niet roestbruin gestreept). Bovendien had de vogel erg weinig wit aan de basis van de handpennen (een zogenaamde kleine flash). Plotseling dook de vogel op een in het water zwemmende adulte Zilvermeeuw. Er volgde een gevecht waarbij de Zilvermeeuw zich fel verdedigde, maar doordat de Grote Jager met zijn volle gewicht bovenop de meeuw zat, stak alleen de kop van de Zilvermeeuw nog boven het water uit. De jager hakte daar met zijn snavel stevig op in.