Gedurende het gehele jaar werd op de vinkenbaan geringd. De eerste grotere aantallen werden in de maanden maart en april gevangen en geringd. Ten opzichte van de afgelopen jaren bleven de aantallen echter sterk achter. Vermoedelijk was vooral het slechte weer met vrijwel uitsluitend westelijke winden er de oorzaak van dat langs de kust weinig piepers en kwikstaarten doortrokken. De hoofdmoot bestond in deze maanden uit Graspiepers (123), Witte Kwikstaarten (31), Kneuen (23) en Fitissen (27, vooral eind april; gedeeltelijk broedvogels). Gedurende de maanden april – augustus werd gevangen in het kader van het landelijke CES-onderzoek (Constant Effort Site). Dit onderzoek heeft ondermeer tot doel om de reproduktie van broedvogels te bepalen. Vanaf juli t/m half september werden voornamelijk zangvogels met behulp van mistnetten gevangen. De vangsten in deze periode bestonden voornamelijk uit: Nachtegaal (314), Kleine Karekiet (306), Sprinkhaanzanger (199), Tuinfluiter (199), Fitis (138) en Grasmus (131). Het herfstseizoen bestreek de periode half september – half november. In deze periode was de baan dagelijks bezet en werd ook gevangen met behulp van slagnetten en lokvogels. De soorten die in deze periode het meest werden geringd waren: Graspieper (1191), Zwartkop (832), Roodborst (416), Spreeuw (244, waaronder twee uit Litouwen) en Veldleeuwerik (170). Vermeldenswaard is dat het aantal vinkachtigen (Vink, Keep, Groenling en Ringmus) wederom bijzonder laag was, een trend die zich de laatste jaren ingezet heeft.