Het is nu ’s avonds 10 uur en de zon staat nog wit aan de hemel. Rondom me heen hangt een oneindige rust, zo nu en dan onderbroken door ver weg mensenstemmen en het gemiauw van een buizerdpaar dat zijn liefdescirkels boven de berghellingen trekt. Vanmorgen hoorde ik een vreemd gekwetter aan de overkant van de rivier. Nieuwsgierig naar wat voor vogels dat nu wel waren, toog ik met de filmcamera gewapend naar de andere oever. Ik tuurde de struiken boven het water af naar de vreemde snoeshaan. Deksels, daar op het talud sprongen nertsen heen en weer. Dat zag ik meteen aan de donkere bijna zwarte kleur. Een moertje was met haar jong aan het spelen tussen de struiken.