Van april tot en met september 1989 werden het Noordzeekanaal (oostwaarts tot aan de Velsertunnel) en het sluizencomplex van IJmuiden bezocht om de aldaar ruiende Knobbelzwanen te tellen. Opvallend was dat tijdens mei-waarnemingen op de twee telposten van de Vogelwerkgroep naar het noorden vliegende Knobbelzwanen werden waargenoemen. Hierop volgend namen de aantallen rond de sluizen en het Noordzeekanaal toe. Ook de groepen onvolwassen Knobbelzwanen in de polders verdwenen gedurende deze periode. Het aantal Knobbelzwanen bereikte op 16 juli de top, toen werden 141 exemplaren geteld. De aantallen namen na september af tot winterse aantallen (normaal 0-4 ex.). Verder onderzoek in het hele Noordzeekanaalgebied zou wenselijk zijn, omdat er tijdens de tellingen opvallende fluctuaties zijn in de aantallen. Sommige groepen Knobbelzwanen verblijven dan oostelijker dan de Velsertunnel. Het is niet onwaarschijnlijk dat misschien het hele Noordzeekanaalgebied als ruigebied wordt gebruikt. Tot op heden heb ik geen literatuur gevonden, waaruit blijkt dat het onderzochte gebied als ruigebied bekend is. Voorwaarden hiervoor zijn een goede voedselvoorziening en rust. Van de op keien voorkomende wieren werden enkele monsters genomen. Het betrof hier de soorten Polysiphonia (een roodwier) en Eteromorpha (een darmwier). Polysiphonia werd nog niet eerder in de literatuur als voedselbron vermeld. Een dankwoord gaat uit naar Ed Stikvoort voor het onderzoeken van de wieren, naar Hans Groot en Steve Geelhoed voor de gegevens van de langstrekkende Knobbelzwanen op de telposten, naar Johan Stuart voor het maken van de figuur van de toaalaantallen en naar Piet van Vliet voor de gegevens van de waterwildtellingen.