Op 20 september 2002 waren Fred Koning en Hans Vader bezig met het dagelijkse ringwerk op het vogelringstation in de Amsterdamse Waterleidingduinen. Een paar dagen wind uit oostelijke richting had voor flinke aanvoer van vogels gezorgd, waaronder meerdere Sprinkhaanzangers ( Locustella naevia). Één van deze vogels bleek opvallend kleine afmetingen te hebben. De vogel had een vleugel van slechts 57 millimeter en leek kleiner dan de eerder gevangen Sprinkhaanzangers. Na verdere inspectie van de vogel was de determinatie dein ook snel gemaakt. Er was zojuist een Kleine Sprinkhaanzanger ( Locustella lanceolata) in de onderste baan van een mistnet gevlogen! De vogel had opvallend lichte zomen op tertials en dekveren en de smalle lancetvormige streping strekte zich uit van borst naar flanken en onderstaart. De zwarte flankstreping ontbreekt bij sommige individuen waardoor verwarring met sterk gestreepte gewone Sprinkhaanzangers kan optreden. De zwarte vlekjes op de onderstaart van de vogel waren scherp begrensd en duidelijk lancetvormig. De vlekjes liepen niet door tot op de basis van de veer. Dit in tegenstelling tot gewone Sprinkhaanzanger die tot op de veerbasis doorlopende vlekjes heeft die diffuus gevlekt en vaag begrensd zijn. Op de langste onderstaartdekveren ontbrak de zwarte tekening. Deze is bij gewone Sprinkhaanzangers wel te vinden. Op grond van bovenstaande kenmerken en biometrie (de reeds genoemde vleugellengte en de lengte van versmalling op binnenvlag van de tweede handpen) was de vogel met zekerheid te determineren.