Door een bergachtige streek, op veel plaatsen begroeid met pijnbomen, zochten we onze weg naar het zuiden. Een Sperwer zweefde boven ons in de lucht. Af en toepasseerden we Ooievaars. Ook andere zuidelijke soorten zoals Bijeneters, Roodkopklauwieren en Scharrelaars lieten zich zien. Hier hoorden we ook voor het eerst de kenmerkende zang van de Zwartkopgors. Deze gors bleek tijdens eerdere reizen bijzonder talrijk in het noorden van Griekenland waar de vogels zich in alle soorten van open landschap ophielden. De Zwartkopgors is dus kennelijk een soort die laat op de broedplaatsen arriveert.