Het boek ”Uilen in de duinen” van Gert Baeyens en Fred Koning was een genoegen om te lezen en te herlezen. In een scala van mogelijkheden bleek elke beschreven soort de hem geboden mogelijkheden aan te pakken en zo mogelijk te profiteren van gunstige omstandigheden om zich als soort uit te breiden. Vanuit vogelperspectief bekeken reageert de mens precies hetzelfde: als soort uitbreiden bij gunstige omstandigheden en elk geschikt biotoop bezetten; niet anders dan veldmuizen, zeesterren of eksters. In dit kader bezien zijn projectonwikkelaars eigenlijk ook natuurlijker bezig dan natuurbeschermers: projectontwikkelaars proberen hun biotoop optimaal te benutten, terwijl natuurbeschermers hun eventuele concurrenten in hun territorium dulden (onder ”natuurlijk” moet in deze context dan wel verstaan worden: ”primitief instinctmatig gedrag vertonend”). Vanuit vogelperspectief bekeken moeten we misschien niet zo zwaar tillen aan de rol van de mens in de natuur. Evolutionair gezien is de mens (als soort) namelijk minder dan de vleugeltip van een eendagsvlieg. Er vlogen al vogels toen we uit een grot kropen en er zullen nog vogels vliegen als we misschien weer in een grot terugkruipen. Miljoenen soorten zijn in de enorme dynamiek van de evolutie verschenen en verdwenen, elke soort niches invullend, zich aanpassend of weer uitstervend. Het zal voor een Steenuil niet veel uitmaken of er predatie plaatsvindt door een Strix aluco of een Subaru mini-jumbo, het resultaat blijft hetzelfde.