Het gedrag van vogels wordt bepaald door wat wij instinkt noemen. Instinktief gedrag kan echter worden onderscheiden naar aangeboren en geleerd gedrag. Aangeboren gedrag is primair gedrag en dient om de levensvorm te bewaren: voortplanting, vlucht, voedselopname. Aangeleerd gedrag draagt bij tot de uiting van levensvorm: deel der zang, voedselplaatsen, schuwheid. Sommige soorten ”leren snel”. Dit hangt nauw samen met hun levenswijze. Een Koolmees hangt ook in het dagelijkse leven ondersteboven. Een Zilvermeeuw heeft daar meer moeite mee en zal deze beweging niet spontaan in zijn levenspatroon opnemen. Misschien is het hem wel te leren. De Koolmees zal het echter beslist sneller door hebben. Aangeleerde gedragingen vullen aangeboren gedragingen aan. De zang bijvoorbeeld zit de zangvogel ”in het bloed”. Inderdaad kan men een basiszang onderscheiden. Vele soorten zijn echter onwillekeurig immitators. Zo neemt de Spreeuw die temidden van huizen met veel verkeer verblijft beslist een aantal fietsbellen op in zijn repertoire. Ik had vroeger een buurjongen die door zijn moeder met een karakteristiek fluitje werd geroepen. Een Merel die iedere avond op de t.v.antenne zijn reveille zong verwerkte deze fluitgeluiden kunstig in zijn voordracht. Of de buurjongen ook hierop reageerde is mij niet bekend. Jongen van lijsters die niet in de omgeving waar andere lijsters voorkomen worden grootgebracht, zingen slechter dan indien zij goede voorzingers hebben gekend.