De aanhoudende oostenwinden vanaf half mei waren er de oorzaak van dat bepaalde vogelsoorten in grotere aantallen dan gebruikelijk in de regio terecht kwamen. Er werden bijv. meer Ooievaars en roofvogels als Wespendief (ofschoon de sterke doortrek die elders in Nederland werd geconstateerd niet zo tot uiting kwam, afgezien van de waarneming van 29-5), Zwarte Wouw en Grauwe Kiekendief waargenomen dan in andere jaren. Het meest sprak echter de kleine invasie van Roodpootvalken de vogelaars in Zuid-Kennemerland aan. Deze fraaie valkjes lieten zich immers in de laatste decade van mei door velen goed observeren. Globaal waren er, naast waarnemingen van trekkende exemplaren (21-5 1 mn. noordoost, strandvlakte IJmuiden; 15-6 1 vr. oost, Santpoort-Noord en 29-6 1 le zomer mn. zuid, ingang Zandvoortse Laan, AW-duinen) twee concentraties van pleisterende Roodpootvalken. Door de mobiliteit van de vogels is het onduidelijk om hoeveel exemplaren het precies ging. In de Kennemerduinen waren de waarnemingen als volgt: 22/24-5 1 le zomer mn. en 1 onv. vr., zeereep Schuitegat 24/29-5 max. 2 mn. en 2 vr., ten westen van het Vogelmeer. Op 31-5 hier nog 1 onv. vr. 25-5 1 vr., omgeving Spartelmeer 26-5 1 le zomer mn. en 1 vr., Houtglop 30-5 2 mn. en 1 vr., vinkenbaan Van Lennep 31-5 1 ad mn. , Cremermeer en 1 ad. vr., 2e Dwarspad (Duin & Kruidberg)