Al vanaf de weg is duidelijk hoorbaar dat Hans en Lodewijk in de vogelhut bij de Spaarnwouderplas zitten, de conversatie gaat als gebruikelijk op luide toon. Isabelle en ik gaan de hut in en vallen met onze neus in de boter. Rechts voor de hut zit een mannetje Havik op het restant van een Meerkoet. De Havik heeft de Meerkoet zojuist geslagen in de grazende groep, plukte eerst systematisch veren en scheurde er stukken huid af, en zit nu rustig stukken vlees naar binnen te werken. De Havik is vrijwel beeldvullend in de telescoop te zien. Feloranje ogen, een markante wenkbrauwstreep. De vogel zit hoog op de krachtige gele poten, en heeft een brede broek. Blauwgrijze mantel, witte onderdelen met een fijne horizontale bandering. Opvallend zijn de gestreepte onderstaartveren. Minutenlang trekt de Havik allerlei stukken vlees van de prooi, af en toe alert om zich heen kijkend. De hals was slank, maar de krop neemt zienderogen in omvang toe. We verbazen ons erover dat de vogel zoveel vlees naar binnen krijgt. Plots heeft de Havik genoeg en vliegt op richting noord, de volle krop is in vlucht duidelijk zichtbaar.