Op 5 januari 1970 hoorde ik bij de ingang aan de Zandvoortselaan in de A.W. duinen een lijsterachtige roep die mij sterk aan die van de Appelvink deed denken. Tamelijk hoog vloog een dikke, gedrongen vogel met ’n brede vleugelstreep. Nog steeds roepend streek de vogel neer in een Eikendal. Ik kon hem prachtig waarnemen toen de Appelvink ging foerageren in wat lager struikgewas, zoals Kardinaalsmuts en Meidoorn. Buiten de opvallende kenmerken zag ik de grijze nek-band en de warm gekleurde kop, hetgeen op een ♂ wees. Na 5 minuten vloog hij even plotseling als hij gekomen was weer op en verdween hoog vliegend in Noord-Oostelijke richting naar Bentveld.