Zoals u in het vorige nummer van dit blad heeft kunnen lezen, was het voor veel watergebonden vogelsoorten een goede winter vanwege het uitblijven van vorst. Helaas echter kon een deel van de watervogels, de zeevogels, niet in de euforie delen. In januari en februari spoelden weer eens grote aantallen, meestal dode, vogels aan. De meeste exemplaren waren besmeurd met olie. Daarnaast zullen veel vogels omgekomen zijn in de verschillende stormen die ons land teisterden. Opvallend was het grote aandeel alkachtigen in de gevonden exemplaren. Nog nooit werden op de Hollandse kust zulke hoge dichtheden van deze familie aangetroffen (Sula, 1990 nr. 1 23-25). Op het strand van Zuid Kennemerland werden tijdens stookpietentellingen in januari en februari minstens 91 Alken, 146 Zeekoeten, en maar liefst 5 Papegaaiduikers gevonden, van welke laatste soort bovendien nog eens twee vogels levend bij het Vogelrampenfonds werden binnengebracht, maar daar stierven. Ook in maart en april werden regelmatig nog (half)dode zeevogels gevonden. Naast de vele alkachtigen werden onder meer 2 Roodkeelduikers, 2 Jan van Genten en een Grauwe Gans levenloos aangetroffen.