Tijdens een BMP-inventarisatie voor Staatsbosbeheer op 1 juni 1998 in Middenduin (in het terrein waar fjordenpaarden lopen) werd mijn aandacht getrokken door een druk roepende Sijs die ter plekke rondvloog. Omdat dit een late waarneming was en Sijzen dan normaliter al lang weggetrokken zijn maakte ik er een aantekening van op mijn dagkaart. Later in de week op 5 juni trof ik tot mijn verbazing een paartje aan op nog geen 10 meter van de vorige plek van waarneming. Deze vogels bleven rustig in een dennenboom zitten terwijl ik zeker 15 minuten stond te observeren. Ik vroeg me af of dit mogelijk een broedgeval kon zijn. Om hier duidelijkheid in te krijgen besloot ik dit in de gaten te houden. Mijn vermoeden bleek juist toen ik op 13 juni samen met iemand van het IVN een zingend mannetje aantrof. Deze persoon vond net als ik de laat zingende Sijs een bijzondere waarneming. Drie dagen later zag ik tot mijn grote verbazing drie bedelende vogels die steeds achter hun ouders aanvlogen. Gedurende 45 minuten volgde ik dit terwijl ze van boom naar boom vlogen. De oudervogels fladderden tussen de takken op jacht naar insecten, maar ook de zaden van de aanwezige berken werden aan de jongen gevoerd. De allerlaatste waarneming was op 19 juni toen nog één exemplaar in de omgeving rondvloog.