In de vogel-toptien neemt de Koekoek een hoge plaats in, maar toch is deze vogel, ook voor veel vogelkijkers, een onbekende. Daaraan draagt de Koekoek zelf in belangrijke mate bij. Zijn geluid is overduidelijk, ook al geven Engelsen en Fransen daaraan in hun naamgeving een eigen chauvinistisch tintje mee. Japanners maken het nog bonter want daar heet hij Kak-ko! Midden april, soms wel eerder, arriveren ze in onze contreien, na het doorbrengen van de winter in Centraal-Afrika, of nog zuidelijker. Nog steeds is niet exact bekend waar ‘onze’ vogels in Afrika overwinteren. De Koekoek komt vanaf de poolcirkel tot de Middellandse zee en in grote delen van Azië voor. In Nederland is hij nog een redelijk algemene verschijning maar, net als elders in Europa, loopt zijn aantal gestaag terug. Voedselspecialisten krijgen het, in een landschappelijk steeds uniformere wereld, zwaarder. Koekoeken vonden in de evolutie voor essentiële zaken van hun bestaan ‘slimme’ oplossingen. De voedselkeus is in overeenstemming met zijn overige gedragingen: vreemd. Rupsen, vooral dichtbehaarde, die andere vogels versmaden, zijn spekje voor zijn bekje. Als een der weinige zangvogels produceert de koekoek braakballen. Hij moet van de rupsenharen af, omdat die zich anders vastzetten op de maagwand. Dat hij ooit aan die behaarde rupsen begon ligt vermoedelijk daaraan dat die zich vrijwel zonder mimicry vertonen en een behoorlijk volume hebben.