Het weer in maart 2001 was zeer somber, nat en iets te koud. De gemiddelde temperatuur bedroeg te Haarlem-west 5,4°C en Schiphol 4,9°C, terwijl normaal gesproken 5,7°C gemeten wordt. April was nat en aan de sombere en zachte kant. Mei was zeer warm, zeer zonnig en droog. Juni was zonnig en warm. Maart en april vielen samen met de periode waarin veel gebieden waren afgesloten in verband met mond- en klauwzeer. In onze regio bleef de schade wat dat betreft gelukkig beperkt. Weer of geen weer, de zomervogels druppelden gestaag binnen. Hierna bespreek ik enkele opmerkelijke waarnemingen van zomergasten in Zuid-Kennemerland. De twee Lepelaars die zich op 2 februari in de Hekslootpolder bevonden, betroffen echt vroege uitschieters. Tenminste vanaf 1985 heb ik geen vroegere waarneming aangetroffen. Andere opmerkelijke waarnemingen betroffen die van Gele Kwikstaart, Tapuit, Grasmus en Tuinfluiter. Geelhoed et al (1998) noemen voor deze soorten respectievelijk 14 maart, 29 februari, 2 april en 4 april als vroegste data. Deze werden in 2001 ruimschoots aangescherpt. Een opmerkelijke plaats in de lijst van voorjaarswaarnemingen is het PWN-gebouw in Hoofddorp, waar de tweede Zwarte Stern van het jaar opdook. Deze plek wordt overigens door Visdieven gebruikt als broedplaats. Het Spaarnwouderveen, de natuurvriendelijke oever langs het Noordzeekanaal en Langevelderslag (LVS) bleken dit jaar eveneens goede plaatsen voor vroege waarnemingen van zomergasten.