Het is dinsdagochtend 9 juli 2002 om 05.30 uur, als ik aankom op mijn werk bij het sluisje van Spaarndam. Het is al lekker buiten met zo’n 17 graden op de thermometer, een flauwe wind uit zuidoost en een heldere hemel waaraan een heerlijk ochtendzonnetje staat. De eerste binnenvaartschepen liggen al te wachten om geschut te worden naar de zuidkant. Snel schut ik ze weg en ga naar de pruttelende koffieautomaat om mij te voorzien van een lekker bakkie. Als ik net lekker van mijn koffie zit te genieten, wordt mijn aandacht getrokken door het naderen van een tikkende roep – duidelijk hoorbaar doordat ik de ramen en deuren van het sluiswachtershuisje open heb staan. Ik kijk in de richting van het geluid en zie zijdelings van het huisje een forse zangvogel langsvliegen met een knalgele onderzijde en een zwarte kop. De vogel ploft neer in een klein boompje ongeveer 15 meter bij mij vandaan. Op dat moment dacht ik dat het wel een ontsnapte kooivogel zou zijn, die met het mooie weer van de vorige dag op een onbewaakt moment uit een huiskamer zou zijn weggevlogen. Omdat ik toch wel nieuwsgierig was geworden, pakte ik de 7x50 Swiftverrekijker, die standaard aanwezig is om de naderende schepen te kunnen bespieden. Eenmaal goed in de kijker vielen de volgende kenmerken mij op: • vrij grote zangvogel met lange, donkere staart • onderzijde is van onderstaartdekveren tot kin opvallend kanariegeel • zwarte kopkap • gele halsband • vrij forse snavel • de mantel en rug zijn bruin en lichten mooi roestbruin op in de zon • de vleugels zijn donkerder dan de rug en mantel • de vogel is ongeringd.