Al het gereedschap is zelf te naken of voor een niet al te hoge prijs op de rommelmarkt of in een ijzerwinkel te kopen. Als je tertiaire fossielen verzameld, heb je in Nederland meestal met al of niet vette klei of zand te maken. Dit materiaal zul je zelf uit een beekwand of -bodem moeten graven, hakken of baggeren. Het graafgereedschap wat je hierbij nodig hebt bestaat uit een pioniersschop of zoiets dergelijks, een 1000-grams hamer, een straatmakershamer (700 gr.), met een brede platte iets kromme kant en een bajo_net of zoiets dergelijks. Een pioniersschop is onontbeerlijk, want een zaag en een bijl heb je beslist nodig als je in een beekwand werkt. Een pioniersschop heeft n.l. aan de ene kant een zaag en aan de andere kant een bijl. Dus de pioniersschop om wortels weg te hakken. De hamer dient om de straatmakershamer in de klei te drijven en zodoende grote hompen klei uit te hakken. Een bajonet heb je nodig om grote fossielen (Glossus, Voluta, e.d.) uit te graven, natuurlijk met grote zorg. De klei moet nu worden uitgezeefd. Er zijn verschillende methodes om te zeven, de beste zijn beroepsgeheim. De meest algemene en wel goede methode bestaat hieruit, dat je een zeef nodig hebt, 30 bij 20 cm groot en 8 à 9 am hoog; het gaas is vliegengaas. Dus dit stuk gereedschap kan je van houten plankjes en gaas makkelijk zelf maken. De klei doe je in de zeef en je spoelt het in water uit. Als je geld over hebt kan je in plaats van water, waterstofperoxyde gebruiken. Dit gaat vlugger, maar is erg duur. De beste methodes zul je zelf uit moeten vinden.