Dit is een vraag die erg stom lijkt, maar dat valt reuze mee. Haaientanden (Selachiiërtanden) zijn nl. van heel andere oorsprong als de meesten zullen denken. Ik zal de hele geschiedenis vertellen: Toen ten tijde van het boven-devoon de eerste zeer primitieve haaien verschenen hadden deze nog geen tanden. Je weet, een haaienschub is een plaatje met een zeer klein doorntje erop. Deze schubben stonden ook in de monden van deze devonische haaien. Na verloop van miljoenen jaren ontwikkelde zich het doorntje van de schub in een kroonspits en het plaatje in een wortel. Maar heel veel later gingen okk op andere plaatsen van het lichaam van de haaien zich de schubben verder ontwikkelen; bij sommige soorten de rugvinstekels en bij de roggen (die verschenen pas in de jura-periode) kwam bij sommige soorten de rugvinstekel op de staart te staan, vlak voor de rugvin. (De rugvin van roggen staat achter op de staart.) Sommige roggen kregen rug- en buikstekels (Raja). So is dus in grove lijnen het hele proces. Dit proces is nog heden bij de recente soorten in het klein waar te nemen. Als men een haaienkaak bekijkt zal men zien dat helemaal onderaan (I, zie fig.) een klein vlezig tandje zit, zonder wortel, dit tandje staat net tussen schub en tand in. Een rij hoger is het tandje al harder geworden. Pas bij II (zie fig.) begint de tand dienst te doen. Dit alles is dan ook de reden dat Selachiiërtanden nooit uit het been van de kaak komen, ze komen uit het val.