Bovengenoemd boek werd door het Natuurhistorisch Museum, Rotterdam, via een van de grote Nederlandse antiquariaten aangeschaft en verdient zeker een bespreking, aangezien het ook voor Nederlandse palaeontologen een zeer belangrijk werk is. De auteur bewerkt de stratigrafie van de oligocene afzettingen (Rupelien en Chattien) van de betreffende streek aan de hand van de fossieleninhoud. De principes hiervan geeft hij alsvolgt weer ( p. 218): ”Die definitive Einordnung in das stratigraphische Zeitschema gründet sich vorwiegend auf die artenreiche Molluskenfauna und deren regionale Verbreitung, sowie auf einen Vergleich dieser Fauna mit der Fauna, die in den zeitlich äquivalenten nördlichen Ablagerungsräumen der klassischen Typuslokalitäten des Rupels und Chatt auftritt.”