De publicatie van A. Rouault (1850) over Bosdarros (Pyrenées-Atlantiques) en ook die van G. O’Gorman & M. Cossmann (1923) over de Tuilerie (= pannenbakkerij) van Gan (P.-A.) hebben een belangrijk hiaat in onze kennis gevuld, doordat ze het bestaan onthulden van eocene mariene fauna’s in de streek van Pau (P.-A., Frankrijk). Deze afzettingen bevinden zich tussen die van de Corbières (Pyrénées-Orientales) en van de klifkust van Biarritz (Pyrénées-Atlantiques), die verschillen in facies en lithologie, en maakten nieuwe interpretaties daarvan nodig. In de hier gegeven inventarisatie van de groep van de porceleinslakken (Cypraeacea en Triviacea) tonen we vooral de algemeenheid en de verscheidenheid aan van deze “béarnaise” fauna’s. De studie van drie ervan, verzameld in de buurtschap Acot (gemeente Gan, P.-A.), completeert de herziening van het merendeel van de paleogene geslachten die bij deze gelegenheid mogelijk was. Behalve enkele paleo-oecologische gegevens, die leiden tot de conclusie dat hier sprake is van samengespoeld materiaal uit verschillende milieu’s, bespreken wij nieuwe onderzoeksmethoden voor de oplossing van gestelde phylogenetische problemen. Ten aanzien hiervan ontwikkelen wij de bestudering van twee verwaarloosde eigenschappen: de protoconch en de fossula. De samenvoeging van deze elementen leidde in veel gevallen tot een betere kennis van de werkelijke verspreiding van de soorten, wat de opstelling van uitvoerige synoniemlijsten voor ons met zich mee bracht. De porceleinslakkenfauna van Gan, die zich bevindt op het kruispunt van het noord-europese bekken en dat van Italië (Vicentin) of Egypte, vertoont ook nauwe relaties met fauna’s uit Californië en, in mindere mate, uit Sénégal en Gabon. Dit aspect van onze studie kon helaas niet worden uitgewerkt wegens het ontbreken van materiaal en documentatie. Niettemin, de verschillen in evolutie die werden vastgesteld tussen onze soorten en die uit het stratotype van het Cuisien (Boven Iprésien) van het Bekken van Parijs (dat slecht gekozen is wegens de te noordelijke ligging) laten uiteenlopende biostratigrafische interpretaties toe. Deze leiden ons ertoe ze veeleer te beschouwen als behorende tot de grotendeels oorspronkelijke aanvoer van soorten, die, met name in het vroege Lutétien van ditzelfde Bekken van Parijs, het ontstaan van optimale ontwikkelingsvoorwaarden aantoont voor een groot aantal typisch eocene organismen. In de systematische bespreking van de soorten wordt één nieuwe soort beschreven, Eocypraea (Eocypraea) moumiet nov. sp., gebaseerd op materiaal uit Gan (type-localiteit) en Californië.

Mededelingen van de Werkgroep voor Tertiaire en Kwartaire Geologie

CC BY-NC-ND 2.0 NL ("Naamsvermelding-NietCommercieel-GeenAfgeleideWerken")

Werkgroep voor Tertiaire en Kwartaire Geologie

Cyrille Dolin, & Luc Dolin. (1983). Revision des Triviacea et Cypraeacea (Mollusca, Prosobranchiata) eocenes recoltes dans les localites de Gan (Tuilerie et Acot) et Bosdarros (Pyrenees Atlantiques, France). Mededelingen van de Werkgroep voor Tertiaire en Kwartaire Geologie, 20(1), 5–48.