1965
De samenstelling en het ontstaan van de Zanden van Edegem bij de E3 – tunnel te Antwerpen, in het bijzonder van de onderste lagen
Publication
Publication
Mededelingen van de Werkgroep voor Tertiaire en Kwartaire Geologie , Volume 2 - Issue 3 p. 47- 61
Bij het verzamelen van schelpen uit de Zanden van Edegem op de graafwerken voor do nieuwe Schelde-tunnel word zowel op de stortterreinen als in de wanden van do spoortunnel en de proefput gezocht. Onderstaande schets (figuur 1) geeft een overzicht van de betreffende terreinen. Tevens werd bij bijna elk bezoek gruis gezeefd en worden enkele septarienknollen uit het Grind van Burcht uitgeklopt of meegenomen. Hierbij word geleidelijk duidelijk, dat er grote verschillen in de samenstelling van het gruis waren. Het gruis van de proefput hij A was fijner en veel soortenrijker dan in de spoortunnel, hij gelijke hoogte boven het Grind van Burcht. De vraag kwam toen op of er een “aparte laag” bij de proefput aanwezig was, die elders ontbrak, en hoe dit dan te verklaren was. Het feit dat er verschillende soorten voorkwamen die nieuw zijn voor de Zanden van Edegem en mogelijk zelfs nog enkele niet beschreven soorten, deed mij besluiten een nader onderzoek in te stellen. Hiertoe werden meerdere bezoeken gebracht aan de ontsluiting in de eerste helft van juli 1965. a. Komt de bewuste laag alleen in de proefput voor, en zo ja, waarom ? b. Is de betreffende laag te beschouwen als een “aparte laag” d.w.z. een afzonderlijke lithostratigrafische eenheid ? (Hiervan kan men slechts spreken wanneer de laag duidelijk is begrensd, dus wanneer er hiaten of plotselinge milieuveranderingen aanwezig zijn.)
Additional Metadata | |
---|---|
Mededelingen van de Werkgroep voor Tertiaire en Kwartaire Geologie | |
CC BY-NC-ND 2.0 NL ("Naamsvermelding-NietCommercieel-GeenAfgeleideWerken") | |
Organisation | Werkgroep voor Tertiaire en Kwartaire Geologie |
D. van der Mark. (1965). De samenstelling en het ontstaan van de Zanden van Edegem bij de E3 – tunnel te Antwerpen, in het bijzonder van de onderste lagen. Mededelingen van de Werkgroep voor Tertiaire en Kwartaire Geologie, 2(3), 47–61. |