Een kort overzicht wordt gegeven van de sporen van vergletscheringen uit verschillende perioden van de geschiedenis der aarde, en van de mogelijke kosmische en aardse oorzaken van klimaatsveranderingen. De jongtertiair-pleistocene vergletscheringen maken deel uit van één grote ijstijd, die ongeveer 7 miljoen jaar duurde en misschien nog niet afgelopen is. De duur van deze ijstijd is vergelijkbaar met die van andere ijstijden in de geschiedenis van de aarde. Zoals gesuggereerd werd door Ewing & Donn, lijkt een combinatie van opheffing van continenten, gebergtevorming en thermische isolatie van één of beide polen de enige logische verklaring voor het ontstaan van ijstijden. De grote variaties in de vergletscheringen van de middelhoge breedtes gedurende het Pleistoceen (van een orde van grootte van ± 40.000 jaar) kunnen veroorzaakt zijn door variaties in de ontvangst van zonnestraling door de aarde, zoals berekend door Milankovitch. Deze theorie wordt ondersteund door de correlatie tussen: 1. variaties in de ontvangst van zonnestraling, 2. 180 paleotemperatuurskurven en 3. zeespiegelschommelingen tijdens het Pleistoceen. De waargenomen correlatie tussen hoge zeestanden tijdens de interglacialen en de precessie enerzijds en tussen variaties van 180 temperaturen en de helling van de ellips van de aardbaan anderzijds schijnen die theoriën te ondersteunen, waarin aan de invloed van precessie en helling van de aardbaan een verschillend gewicht wordt toegekend. Een mogelijke physische verklaring voor deze verschillende gewichten wordt naar voren gebracht.