Wie tien jaar geleden een bezoek aan het Rijksmuseum van Geologie en Mineralogie in Leiden bracht, zag andere dingen dan de bezoeker van vandaag. De opstelling van mineralen, gesteenten en fossielen was vooral interessant voor mensen, die iets van geologie wisten. Argeloze bezoekers liepen de kans te verdwalen in een woud van vitrines, die in keurige rijen waren opgesteld en waarin zich allerlei bezienswaardigs bevond dat versierd werd met een kaartje, waarop een fraaie Latijnse naam prijkte. In die periode was men van mening dat het museum vooral bedoeld was om de wetenschappelijke gegevens zonder franje aan het publiek door te geven. Een tegenwoordige bezoeker komt binnen in een halletje, waarin een levensgrote palm prijkt als tegenwicht voor zijn soortgenoot van 30 miljoen jaar geleden, die tegen de wand bevestigd is. Een kleine vitrine geeft een voorproefje van gesteenten en mineralen, die in de showzaal op de eerste etage tentoongesteld zijn. Daar bevindt zich ook de ‘ruimte-capsule’ met meteorieten en tektieten en de fluorescentie-kamer, waarin ultraviolet licht aan sommige mineralen de meest fantastische kleuren geeft.