Al vanaf het eerste werkkamp van het Geologiekader van district 6 van de N.J.N. is er vol enthousiasme gezocht naar vindplaatsen van fossiele schelpen. Werden deze gevonden, dan werd in de regel veel materiaal verzameld. Aanvankelijk gebeurde dit weinig gecoördineerd. Het bleef bij het verzamelen in rijke ontsluitingen en de minder rijke vindplaatsen werden zelden of nooit bezocht. Maar naar gelang de collecties groeiden, groeide ook de belangstelling voor de ouderdom van de lagen en werden ook mogelijkheden onderzocht om materiaal uit andere lagen en van andere vindplaatsen te verkrijgen. Hier en daar werd er met een kleine handboor wat geboord, maar dat leverde weinig resultaat op. De ontdekking echter van een rijke boven-miocene zandlaag bij Eibergen deed het enthousiasme sterker oplaaien en gaf de zo nodige injectie om meer gecoördineerd e gaan werken. Dit was in juli 1962 en sindsdien zijn er grote vorderingen gemaakt.