Een kleine otolietenfauna, bestaande uit zeven soorten en afkomstig uit limonitische zandsteen, wordt hier beschreven. De vindplaats ligt aan de westzijde van een voormalige spoorweginsnijding bij Siadlb Górne, een dorpje niet ver verwijderd van Stettin in NW-Polen. Het materiaal werd verzameld en uitgeprepareerd door de heer A.W. Janssen. De zandsteen is van midden-oligocene ouderdom, werd samen met andere midden-oligocene en kwartaire afzettingen gestuwd door het landijs in het Pleistoceen, en ligt derhalve niet meer in situ. De otolieten behoren tot de Colliolus minutulus Lineage-zone, waarmee de nauwkeurige ouderdom op het vroegste deel van het Midden-Oligoceen kan worden bepaald. Dit betekent, dat de zandsteen correleert met de Zanden van Berg en/of Nucula Klei in noordoost België en met het onderste deel van de Afzetting van Brinkheurne (septariënklei) in de Achterhoek. Uit dit gegeven en uit gegevens in de literatuur blijkt, dat het zeer onwaarschijnlijk is dat de zandsteen gerekend kan worden tot het Stettiner Zand, dat in het jongere Midden-Oligoceen geplaatst wordt. Geconcludeerd wordt, dat het een laterale uitbreiding betreft van het Neustadt-Magdeburger Zand dat van Oost-Duitsland bekend is. Ten noorden van Stettin is deze afzetting altijd fossielloos en de fossielen van Siadlo Górne zijn kennelijk tot voor kort aan de aandacht ontsnapt. De kabeljauwachtigen domineren sterk met vijf soorten, en nog duidelijker met het aantal individuen. Palaeoraniceps komt het meest voor. Dankzij deze otolieten en materiaal van andere vindplaatsen kon dit fossiele geslacht gereviseerd worden. Een nieuw genus Igecepeia, dat nauw verwant is aan Palaeoraniceps, wordt ingevoerd. De nieuwe naam is afgeleid van het International Geological Correlation Programme; deze publikatie is een bijdrage aan projekt 124 van dit I.G.C.P.