Gedurende een aantal jaren is het Zand van Bassevelde ontsloten geweest in de zuidelijke bouwput voor de tunnel onder de Rupel en het direkt ten zuiden daarvan liggende Zeevaartkanaal. De tunnel vormt een belangrijke schakel in de rijksweg nr. 177, lopende van Antwerpen via Boom naar Brussel. De bouwput was gelegen aan de zuidzijde van het Zeevaartkanaal ter plaatse van de toekomstige toegang tot de tunnel, in de gemeente Ruisbroek. Het grootste gedeelte van het beschreven materiaal werd verzameld tijdens akties van en voor het Rijksmuseum van Geologie en Mineralogie te Leiden. Het Zand van Bassevelde vormt de onderste afzetting van de Formatie van Zelzate (Jacobs, 1978a; zie tabel 1), en bestaat te Ruisbroek uit drie gedeelten: een onderste, voornamelijk zandig gedeelte waarin grote kalkzandsteenconcreties met mollusken voorkomen; een middelste, sterk kleiig gedeelte waarvan geen fossielen bekend zijn; en een bovenste, weer voornamelijk zandig gedeelte. Dit bovenste gedeelte is het langst en het best ontsloten geweest en vrijwel al het verzamelde materiaal is daaruit afkomstig. Er werd in totaal materiaal uit minstens 3500 kg sediment verzameld, waarin een otolietenfauna van 24 soorten werd aangetroffen. Hieronder bevinden zich zeven nieuwe soorten: Semeniolum rupelense, Palaeogadus ruisbroekensis, “Enchelyopus” dorsoplicatus, Ectomirhamphus hinsberghi, Acanthatrigla biangulata, Gymnammodytes amoldmuelleri en “Lepidorhombus” compressus. Er worden vier nieuwe genera beschreven: Semeniolum, Otarionichthys, Ectomirhamphus en Acanthatrigla. Het Zand van Bassevelde behoort tot de Palaeogadus ruisbroekensis Range Zone (otolietzone 2, Gaemers, in druk) en kan gecorreleerd worden met de Zanden en Mergels van Oude Biessen in NE-België. Deze afzettingen zijn in het Laat-Tongrien gevormd. Dank zij deze correlatie kunnen ook andere vroeg-oligocene afzettingen van noordwest en noordoost België beter gecorreleerd worden (zie tabel 1). De beenvisfauna weerspiegelt de bodemomstandigheden: een gemengde zandklei-sedimentatie waarbij het zand domineert. De drie meest algemene soorten leven boven zandbodems. Enkele minder algemene soorten prefereren zachte kleibodems. Er bestaat een grote overeenkomst tussen de otolietenfauna’s van het Zand van Bassevelde en de Nuculaklei. Dit is grotendeels het resultaat van op elkaar gelijkende bodemomstandigheden van een gemengde zandklei-sedimentatie. Het Zand van Bassevelde werd afgezet in een open marien shelf-milieu op een diepte van enkele tientallen meters, onder de invloed van sublittorale getijdestromingen. De sedimentatiesnelheid was niet erg groot. De produktie van organisch materiaal was laag, wat waarschijnlijk te wijten was aan een laag zuurstof- en/of voedselgehalte. De otolietenfauna vertoont sterke Rupelien-affiniteiten die wijzen op overeenkomstige watertemperaturen. De grote temperatuursverlaging in de oceanen die in het begin van het Oligoceen plaatsvond, kan dus tussen de afzetting van het Zand van Grimmertingen en die van het Zand van Bassevelde geplaatst worden.