Visresten uit de bovenste 63 m van boring Zuurland-2 te Brielle (provincie Zuid-Holland, Nederland). Er is een groot scala van verschillende resten van beenvissen gevonden: otolieten, keeltanden, snijen maaltanden, wervels, stekels en andere botten, en schubben; ook enkele haaie- en roggetanden komen voor. Er worden veertien verschillende gezelschappen onderscheiden op grond van de soortensamenstelling en de aangetroffen soorten onderdelen van vissen. De otolieten behoren tot negen mariene en/of brakwatersoorten en twee zoetwatersoorten. Keeltanden van minstens negen soorten karperachtigen (Cyprinidae) werden aangetroffen. De beenvistanden behoren tot vier verschillende taxa. Drie soorten konden worden herkend bij de visbotten en één familie bij de schubben. De tanden van elasmobranchen zijn van minstens drie verschillende soorten afkomstig (zie tabel 1). De pleistocene afzettingen bevatten bijna uitsluitend zoetwatervissen, de holocene worden gedomineerd door mariene en brakwatersoorten. De meeste visresten zijn over kortere of langere afstanden getransporteerd, waardoor het moeilijk is om paleo-oecologische conclusies te trekken. Met behulp van keeltanden van karperachtigen is n belangrijke biostratigrafische grens gevonden, en wel op -43,75 m. Onder deze grens komt een warmere fauna voor, erboven een koudere.