Sinds 1960 is het aantal geringde vogels in België gestegen van bijna 100.000 (waarvan éénderde pulli) tot 375.000 in 1967 (ca. 17% pulli). Daarna is er een afname te bespeuren tot ruim 265-000 in 1969. De toename in de jaren zestig vindt zijn oorzaak in de reorganisatie van het ringonderzoek, de oprichting van vogelringstations en – werkgroepen, nieuwe vangtechnieken en de nestkastenactie in de jaren 1964 – 1965- Deze actie had ondermeer tot gevolg, dat zeer grote aantallen mezenpulli konden worden geringd. De daling in het aantal geringde vogels is veroorzaakt door nieuwe richtlijnen van de ringcentrale (welke?) en door het feit, dat in de broedtijd geen vliegende vogels meer mogen worden gevangen: zo daalde het aantal geringde zangertjes van 36.000 (1967) naar 25.000 in 1969. Ook neemt het aantal geringde lijsters en vinkachtigen sterk af door het feit dat gedurende 1 oktober – 15 november (vogel vangstperiode) veel van deze soorten niet meer mogen worden geringd. (Vinkachtigen van 114.000 naar 48.000!) Daartegenover staat echter een stijging in de aantallen steltlopers leeuweriken, piepers en kwikstaarten. Van 1960-1969 werden in België 2,5 millioen vogels geringd (vergelijk ons land: ruim 1,1 millioen). Enige aantallen over 1969, tenzij anders vermeld,: Regenwulp 330 Bonte Strandloper 334 Stormmeeuw (volgroeid) 663 Kokmeeuw (volgroeid) 6.131 IJsvogel (in ’68:734!) 304 Veldleeuwerik 10.741 Boerenzwaluw 24.521 Graspieper 14.771 Gele Kwikstaart (in 1968) 4.488 Blauwborst 277 Bosrietzanger 2.295 (Vergelijk Kleine Karekiet) 3.301 Zwartkop 4.564 Kool- en Pimpelmees-pulli ruim 40.000 Geelgors 2.602 Goudvink 1.115 Spreeuw 20.041 Kruisbek (in 1968) 635