1978
Vangprojekt Oostvaardersdijk: werkwijze en enige resultaten
Publication
Publication
Op het Vinkentouw , Volume 32 - Issue 1 p. 2- 36
In 1971 werd door de eerste auteur en L.S. Buurma begonnen met het vangen en ringen van zangvogels in Zuidelijk Flevoland. Dit ringwerk werd vanaf 1972 door bovengenoemde personen en E.R. Osieck voortgezet. Al gauw werd het af en toe vangen en alleen ringen van de vogels als weinig bevredigend ervaren. De enige tastbare resultaten van dergelijk werk zijn terugmeldingen, die echter bij kleine zangvogels alleen interessant zijn in landelijk verband over vele jaren, omdat het terugmeldingspercentage bij deze soorten zo laag ligt. Zo bedraagt dit percentage voor de 5 (voor ons) belangrijkste soorten: Pimpelmees 0.9%, Baardmannetje 1.0%, Kleine Karekiet 0.4%, Fitis 0.3% en Rietgors 0.6% (landelijk gemiddelde; Speek 1976). In het geval van de Kleine Karekiet moet men dus om en nabij de 250 exemplaren ringen om een redelijke kans op een terugmelding te hebben. Hierbij moet echter bedacht worden dat veel van deze terugmeldingen betrekking hebben op verplaatsingen over korte afstand die veelal weinig interessant zijn. Het rendement aan ringonderzoek ”sec” aan kleine zangvogels is dus erg laag. Zo ontstond de behoefte om meer met de gevangen vogels te doen, dan ze alleen maar te ringen. In de vier afgelopen jaren werd aandacht besteed aan de volgende aspekten: trekonderzoek, demografie, populatie-opbouw, biometrie, rui en parasieten. Voor vrijwel al deze aspekten is het van groot belang dat er regelmatig wordt gevangen. In dit artikel worden terrein en werkwijze beschreven, worden enige voorlopige resultaten gegeven en wordt doel en voortzetting van dit onderzoek aangegeven.
Additional Metadata | |
---|---|
Op het Vinkentouw | |
CC BY 3.0 NL ("Naamsvermelding") | |
Organisation | Vogeltrekstation |
J.B. Buker, & E.R. Osieck. (1978). Vangprojekt Oostvaardersdijk: werkwijze en enige resultaten. Op het Vinkentouw, 32(1), 2–36. |