Het bijhouden van ”Eigen Ringmeldingen” is bij de Ringcentrale totnogtoe een ondergeschoven stiefkindje geweest. Deze gegevens behoefden nooit opgestuurd te worden omdat de Ringcentrale er niet goed raad mee wist. Dat heeft ongetwijfeld tot gevolg gehad, dat veel ringers, die hun eigen vogels terugvingen, ze na een korte blik op de ring weer lieten vliegen. Zulke gegevens zijn echter wel degelijk van belang. Niet alleen zegt het iets over het langer of korter verblijven van vogels op een bepaalde plek, maar ook vogels die in een volgend jaar op dezelfde plek weer worden gevangen, vertellen zo iets over hun levensduur, plaatstrouw en populatie-opbouw. Gelukkig zal dat de komende jaren veranderen, want de nieuwe versie van POOT zal ruimte bieden voor deze gegevens. Men kan namelijk niet goed op een Constant Effort Site monitoren of overleving berekenen zonder ook daarin de oude broedvogels van voorgaande jaren te betrekken. Jammer dat dit niet eerder kon. Hopelijk hebben de meeste ringers desondanks hun eigen terugvangsten toch bijgehouden. Wellicht komt de Ringcentrale binnenkort met richtlijnen hierover. Zelf schrijf ik elke terugmelding en eigen terugvangst, gedaan vanaf 2 dagen na ringdatum, van een door mij geringde vogel achter de ringgegevens in mijn ringboekje. Dat dit soms tot verrassende zaken kan leiden bewijzen de volgende twee gevallen.