De Tureluur heeft een grote verspreiding in Europa en Azië. Hij broedt van IJsland en Ierland in het westen tot Mandschoerije in het oosten. Hij overwintert grotendeels in de warme landen rond de Middellandse Zee en in de subtropen en tropen van Afrika en Azië. In zijn uitgestrekte broedgebied ziet hij er niet overal hetzelfde uit. Zijn broedkleed is hier wat roodbruiner, elders wat grauwer; soms met een overvloedige, soms met een minder opvallende donkere marmer- en streeptekening. Ook is er plaatselijk verschil in lichaamsgrootte (gemeten aan lichaamsgewicht en vleugellengte) en in absolute en relatieve lengte van snavel en poten. De grenzen van deze geografische variatie zijn vaag en daardoor de onderscheiding van geografische rassen of ondersoorten moeilijk en in grote gebieden onbevredigend. Momenteel zijn de meeste onderzoekers geneigd de opvattingen te volgen van Urs N. Glutz von Blotzheim, Kurt M. Bauer en Einhard Bezzel in het ”Handdbuch der Vögel Mitteleuropas” (deel 7, 2, 1977) (hier verder afgekort ’Handbuch’) en van J. Wattel in Stanley Cramp’s ”Handbook of the Birds of Europe, the Middle East and North Africa” (deel III, 1983) (hier verder afgekort ’Handbook’) en voor geheel Europa de, overigens niet geheel homogene ondersoort Tringa totanus totanus (Linnaeus 1758) aan te nemen, met één min of meer duidelijk onderscheidbare ondersoort Tringa totanus robusta (Schiöler 1919) op de Far Öer en IJsland.