In Nederland zijn weidevogels een typerende vogelgroep waaraan veel onderzoek werd en wordt verricht. Veel ringers hebben ooit weidevogels geringd, met name kuikens. Niet verwonderlijk omdat het beeldschone wezentjes zijn, betrekkelijk opvallend en met wat kunst- en vliegwerk makkelijk te vangen. Niettemin worden sinds midden jaren tachtig steeds minder pulli van kievit en grutto geringd (fig. 1). De laatste drie jaren worden zelfs meer kuikens van tureluur dan van grutto geringd! Tot beginjaren tachtig was het door Albert Beintema (IBN-DLO, destijds RIN) geïnitieerde ringen en meten van weidevogel-kuikens een grote stimulans. Na het staken van dit project nam de belangstelling van ringers af, maar in grote delen van het land nam ook de stand van grutto af wat soms demotiverend werkte. Nederland bestaat in hoofdzaak uit goed ontwaterde, intensief gebruikte landbouwgrond. Volwassen weidevogels komen daarin redelijk, soms zelfs zeer goed aan hun trekken, maar voor eieren en kuikens is het veelal vijandig landschap. De overheid bedacht maatregelen om weidevogels in hun levenseisen tegemoet te komen. Veel onderzoek werd verricht aan nesten met eieren, minder onderzoek aan de ontwikkeling van kuikens en nog minder onderzoek aan de overleving van volwassen vogels en de rol van de beschikbaarheid van voedsel. Tot nu toe werden vnl. maatregelen getroffen in de vorm van aangepast beheer van graslanden en het praktisch beschermen van nesten. Effecten hiervan zijn op beperkte schaal onderzocht of in onderzoek.