Het Haringvlietsluizen complex tussen het Zuid-Hollandse eiland Voorne en de kop van Goeree (51.50 N, 04.03 E) oefent een geweldige aantrekkingskracht uit op visetende vogels. Vooral tijdens het spuien storten grote aantallen aalscholvers, meeuwen en sterns zich op de blijkbaar hoge concentratie prooidieren. Behalve voedsel biedt het complex ook ruime rustgelegenheid in de vorm van basaltwering en de met bitumen en fijn steenslag bedekte taluds van de aansluitende dijken en de strekdam langs de buitenhaven van Stellendam. Vooral op deze vlakke ondergrond rusten in de nabijheid van hun voedselbron vaak vele tientallen tot honderden visdieven (Sterna hirundo). In het voorjaar is het voor de wijfjes een goede plek om visjes in ontvangst te nemen van hun partners in het kader van de ontwikkelende paarband, terwijl het in het najaar een overzichtelijke plaats biedt aan de jonge vogels die nog door hun ouders worden gevoerd. Visdieven blijken weinig schrikachtige vogels die zich met een schuiltent gemakkelijk laten benaderen. Met een van mijn oude vogelvriend Ton den Hoed geleend groen gevlekt exemplaar en gewapend met telescoop en klapstoeltje bleek het goed uitvoerbaar van geringde exemplaren adres en ringnummer af te lezen. Door van niet al te nabije afstand op het talud te verschijnen en vervolgens langzaam vorderend, met onderbrekingen, de vogels te naderen treedt snel gewenning op en wordt de tent geaccepteerd als ging het om een kartonnen doos of ander aangespoeld afval. Visdieven krabben zich regelmatig of dribbelen een paar pasjes waardoor de ringen draaien en de volledige tekst in beeld kan komen. Ook helpt het wel de vogels voorzichtig iets op te drijven waarbij het gemakkelijk kan gebeuren dat de afstand zelfs te klein wordt, kleiner dan 8.5 meter en binnen het nabijheidspunt van de telescoop komt te liggen waardoor een scherp beeld alleen bereikt kan worden door weer iets achteruit te gaan. Bij aflezen met telescoop treedt geen verstoring van de vogels op, worden geen vogels uit het onderzoeksgebied verjaagd en kunnen andere gegevens van de geringde vogels worden verzameld dan tijdens het gebruikelijke terugvangen met netten of inloopkooien. Zo kon in drie gevallen door latere waarneming een trekonderbreking van noordelijke vogels worden vastgesteld. Ook kon uit de positie bij copulatie of de overdracht van prooi bij ‘partner-voederen’ meerdere malen het geslacht vastgesteld worden of bleek bij jonge vogels de duur van afhankelijkheid van voedsel van de ouders.