Op de Ringcentrale gaan regelmatig alle ringvergunningen door onze vingers, we zien natuurlijk ook hoeveel elke ringer en ringgroep ringt en af en toe valt het ons op dat het nou niet bepaald ‘aantallen’ zijn. Sterker nog, we zien soms ringers die een jaar, of nog langer, niets tot bijna niets hebben geringd. Of we zien een (deel)vergunning binnen een project waar al meer dan een jaar bijna niet wordt geringd. En daar is dit beleidsstuk voor bedoeld, want een ringvergunning wordt verstrekt om een aandeel te leveren in bouwstenen voor wetenschappelijk onderzoek. Als om de een of andere reden het aandeel van een ringer of ringgroep (vrijwel) nihil is, dan heeft het geen zin daarmee door te gaan. Dan wordt naar het oordeel van het Vogeltrekstation (dat deel van) de ringvergunning niet verlengd. Bovendien komen dergelijke geringe aantallen de kwaliteit van het ringwerk bepaald ook niet ten goede. We houden rekening met tijdelijk (persoonlijk) ongerief en een zinvolle bijdrage is vaak per soort een verschillend aantal. Realiseert u zich alstublieft dat het ringen van vogels niet alleen maar een hobby is. Uw deelname is een bijdrage voor wetenschappelijk onderzoek. Beleid: Met ingang van 1 maart 2005 gaat het Vogeltrekstation van elke ringer en ringgroep het aantal geringde vogels bijhouden. Beginnend in 2006 gaan we elk jaar uiterlijk op 1 maart het afgelopen jaar evalueren: als het aantal geringde vogels (vrijwel) nihil is dan vraagt het Vogeltrekstation u dat toe te lichten en als er dan voor ons geen beeld zichtbaar wordt waarin verbetering gaat optreden dan wordt (dat deel van) de ringvergunning op 1 maart van dat jaar niet verlengd.