De Fitis is, als één van de meest algemene broedvogels van Zuid-Kennemerland (Geelhoed et al., 1998), in de lente en zomer tijdens een wandeling door de duinen eigenlijk onmogelijk te missen. Klinkt in het bosrijke binnenduin vooral de zang van de nauw verwante Tjiftjaf, de andere algemene boszanger van Nederland, naarmate het duin opener wordt en je het middenduin betreedt, is overal om je heen het lieflijk weemoedige liedje te horen van de Fitis. De meeste vogelaars, doorgewinterd of niet, verliezen na het genoegen van de eerste waarneming in het voorjaar al gauw hun aandacht voor deze karakteristieke vogel van onze regio. Want eerlijk blijft eerlijk: zowel het gedrag als het uiterlijk van dit vogeltje zijn op het eerste gezicht moeilijk opvallend of spectaculair te noemen. Maar, daarmee is dan ook alles ten nadele van de Fitis gezegd. Deze trekvogel is, ondanks zijn klein formaat, tot zulke extreme prestaties in staat, dat het ontzag voor het beestje vanzelf toeneemt naarmate je je meer in de vogel verdiept. De aanpassingen van de Fitis op het maken van lange reizen vallen vogelringers meteen op wanneer de vogel vergeleken wordt met de al eerder genoemde Tjiftjaf, die veelal niet verder overwintert dan Zuid-Europa of Noord-Afrika. Ziet een Tjiftjaf er in de hand nogal eens fragiel, pluizig en verfomfaaid uit, een Fitis zit immer strak verzorgd in het pak en de kracht van een vogel die op het punt staat de Sahara over te trekken en door te vliegen tot diep in Afrika, straalt ervan af. Dit artikel beoogt het reilen en zeilen van de Zuid-Kennemerlandse Fitissen in kaart te brengen vanuit het oogpunt van de vogelringerij zoals die wordt beoefend op de vinkenbaan AW-duinen in de gelijknamige Amsterdamse Waterleidingduinen. Het vogels ringen in de regio is, tot onze spijt, tot op heden altijd weinig belicht geweest: het ringwerk vormt een zeer waardevolle aanvulling op overig veldwerk zoals trek tellen en broedvogelmonitoring. Daarom ook zal wat langer stilgestaan worden bij de wijze waarop het vogels ringen in het algemeen wordt beoefend en welke gegevens er worden verzameld, zodat duidelijk wordt op welke manier het ringen die aanvulling en meerwaarde waarmaakt. Het wordt nadrukkelijk niet gepretendeerd een volledig wetenschappelijk onderbouwd beeld te schetsen van de aantalsontwikkeling van Fitissen in de regio, omdat (zoals zal blijken) de verzamelde gegevens onderhevig zijn aan een groot aantal onbekende factoren, zoals variatie in weersomstandigheden, vangomstandigheden en terreinveranderingen, die het beeld kunnen vertroebelen. De hoop is dat uit vergelijking met gegevens van andere vangplekken en onderzoeken en door het continueren van het onderzoek in de komende jaren hier meer duidelijkheid over zal ontstaan.