Bij het doorlezen van het jaarlijkse Ringverslag van het Vogeltrekstation vergaat het misschien u net als mij, verbazing over de indrukwekkende aantallen die van sommige vogelsoorten zijn geringd maar ook de altijd weer sprookjesachtige geheimzinnigheid die schuil gaat achter de ‘1’ tjes. Wie ringde toch sinds 1911 die ene Bahamapijlstaart, Steppekiekendief, Toendrabond-bekplevier, Palmtortel of dat Blauwfazantje en wat waren de omstandigheden bij het ringen van de veel gewonere Naumann’s lijster, Alpenheggemus, Geelbrauw- en Geelkeelgors en de Blauwvleugelminla? De toedracht van het ringen van “02430 Zeearend geringd 1911-2003: 1” kwam ik bij toeval aan de weet door het boekje ‘De Valkerij in de Nederlanden’, een uitgave uit 1967 van Het Nederlands Valkeniersverbond “Adriaan Mollen” en de beschrijving daarin door G.A. van Nie. De vogel, die trouwens ook gememoreerd wordt in het artikel ‘Anecdotes uit de allereerste ringgegevens’ door B.J. Speek in OHV nr.101 werd op 9 maart 1940 geringd met de ring Leiden 201.