Sinds enige tijd komen Olaf (mijn zoon) en ik in Zeeland om van vissers de door hen opgeviste botten te kopen. Soms zitten er leuke en interessante dingen bij, maar het gros is afval en niet meer te herkennen. Zo waren we eind augustus vorig jaar wederom in Stellendam en gingen aan boord van een schuit om te kijken of er iets van onze gading bij was. Veel was er niet. Een paar botjes en een stuk hoorn. Ik nam dit stuk hoorn in mijn handen en bekeek het eens beter. Er zaten twee gaten in de wand, kennelijk van boormossels, en aan de punt was er een gleuf in ’gezaagd’. Het was een sierlijke en nogal forse hoorn. Mijn gedachten gingen wel in de richting van een oud rund, maar uit ervaring wist ik dat keratine-hoorns nooit oud zijn. Immers, wanneer men een koeie- of schapehoorn in de grond stopt, dan is deze na een jaar of vier, uiterlijk vijf, helemaal op of ’verzeept’. Dus was het uitgesloten dat deze hoorn oud was. Misschien van een over boord gegooid rund (watoessi of iets dergelijks). De hoorn en de botten lieten we achter aan boord en gingen met meer of minder succes nog andere schuiten af. Huiswaarts rijdend hadden Olaf en ik het nog over die hoorn; dat hij wel op een hoorn van een oeros leek die we op tekeningen wel eens gezien hadden. Maar gezien het verzepingsproces was dit onmogelijk.