Bijna nergens zal sterker gelden het spreekwoord: ’Uitzonderingen bevestigen de regel’. Op het terrein van de fossiele runderresten lijken er soms zelfs meer uitzonderingen dan regels te bestaan. Toch is er voor deze fossiele resten een aantal determinatiekenmerken in gebruik die weliswaar in veel gevallen geen uitsluitsel geven en dus lang niet altijd betrouwbaar zijn. Bij gebrek aan betere kenmerken zullen we het er echter even mee moeten doen. Met de nodige reserves toegepast valt er mijns inziens ook wel mee te werken. Overigens zijn deze kenmerken niet door Siegfried uitgevonden. Ze worden wel door hem bevestigd, evenals door andere auteurs zoals LEHMANN (1949), STAMPFLI (1963) en OLSEN (1966). Gezien de aanzienlijke variaties die er bestaan binnen één soort wat betreft skeletelementen en gebitsonderdelen, moet er zo mogelijk getoetst worden aan alle genoemde determinatiekenmerken. Op een enkel kenmerk, zoals de door de Heer Kerkhoff genoemde aanwezigheid en plaats van accessorische zuilen, zullen inderdaad zoveel uitzonderingen voorkomen dat het determineren van kiezen aan de hand van dit ene kenmerk een hachelijke zaak wordt. In combinatie met de andere genoemde kenmerken lijkt het mij echter wel zinvol om de situering van accessorische zuilen te beschouwen bij de determinatie van runderkiezen. Een statistische bewerking van de genoemde kenmerken op een groot aantal fossiele kiezen zou hierin misschien enige duidelijkheid brengen.