Aan de opbouw van de recente vergelijkingscollectie van de archeozoölogische afdeling van het Biologisch-Archeologisch Instituut in Groningen werd ruim 25 jaar gewerkt. Zij is echter nog steeds niet voltooid (CLASON, 1975, 1983 (1986)). De vergelijkingscollectie is noodzakelijk voor een goede determinatie van subfossiel dierlijk materiaal, dat vooral bij opgravingen van pre- en protohistorische nederzettingen, grafvelden etc., gevonden wordt. In Nederland kennen we tot nu toe, op één uitzondering na, geen dierlijke resten uit nederzettingen uit perioden die ouder zijn dan het Atlanticum. Dit hangt samen met de geologische geschiedenis en de bodemgestelheid van Nederland. Beenderen en andere organische resten blijven goed bewaard onder de waterspiegel, m.a.w. in de laaggelegen kustgebieden en langs de rivieren. Beenderen blijven ook goed geconserveerd in een kalkrijke omgeving, zoals de gangen van de vuursteenmijnen in het mergelgebied van Zuid-Limburg in Nederland en in België. Evenals in schelpafvallagen, zoals die in een laatneolithische nederzetting bij Kolhorr in Noord-Holland werden aangetroffen. Beenderen blijven eveneens goed bewaard in de mest- en kleilagen van de terpen in de provincies Groningen en Friesland, in middeleeuwse en latere bewoningslagen, afvalkuilen, beerputten en grachtvullingen van steden en dorpen. Beenderen blijven in het geheel niet of niet goed bewaard in de hoger gelegen delen van Nederland: de zandgronden van het Noorden, Midden en Zuiden van het land en het kalkarme Zuidlimburgse loessgebied. Dierlijk afval dat door paleolithische en mesolithische jagers in deze gebieden in hun kampen werd achtergelaten, wordt niet teruggevonden. Beter bewaard zullen de maaltijdresten zijn van diegenen, die in het kustgebied woonden. De kust bevond zich echter meer naar het noordwesten, ver verwijderd van de tegenwoordige kust. De paleolithische en mesolithische vondsten liggen ten gevolge van de sinds het einde van de ijstijd steeds stijgende zeespiegel ver buiten de tegenwoordige kustlijn of zijn bedekt met vele meters sediment. De oudste bewoningssporen uit het westelijk kustgebied kunnen vanaf ca. 3400 v.Chr. (ongecalibreerd) in het Atlanticum gedateerd worden. Swifterbant in de Flevopolder, Bergschenhoek onder Rotterdam en de Hazendonk in de Alblasserwaard.